In Noord-Europa zijn de
daken
meestal steiler dan in Zuid-Europa,
zeker in de
middeleeuwen.
In die tijd was
houtbouw
overheersend in het noorden
(zeker vóór de
verstening
van de steden). In gebieden waar ook de
gewone huizen
meestal in
natuursteen
gebouwd werden, vinden we ook nu nog heel flauwe dakhellingen.
Vanwaar dit verschil? Voor een fatsoenlijke
kap
heb je een ervaren
timmerman
nodig.
In het noorden had deze de leiding over veel bouwprojecten, terwijl in het zuiden
de
metselaar
de belangrijkste man was. Maar dit is nog geen afdoende verklaring.
In de èchte houtbouwstreken - zoals de Alpen - heeft de
blokbouw
meestal daken met een flauwe dakhelling.
Wanneer daarop losjes natuursteenplaten gelegd zijn,
dan kan de dakhelling niet al te steil zijn.
Maar er blijft nog heel wat te puzzelen over.
Daarbij moet ook aandacht besteed worden aan de functie van de
zolder:
veel opslag vraagt om een fors, dus
steil dak.
Wat we wel weten is de invloed van de
gotiek.
Deze omhoogstrevende stijl
vraagt als het ware om steile kappen. Vermakelijk is dan ook dat in
Spanje de kathedraal van Leon wel kappen met flauwe dakhellingen heeft,
maar de
topgevels
zijn op z'n frans steil uitgevoerd en het zijn dus
schijngevels
geworden.
Omgekeerd worden na die tijd ook in het noorden de daken steeds minder steil.
In de
19e eeuw
maken nieuwe soorten
dakbedekking,
zoals
zink,
(bijna) platte daken
mogelijk. Bij toepassing van
dakpannen
zou het dan flink inregen. Wanneer de
dakhelling
minder dan 15% is, spreken we van een
plat dak.
Tekst: Jean Penders (12-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders